
Er zijn van die dagen dat je agenda uitpuilt. Je zegt ja tegen dat extra project op je werk, regelt de buurt barbecue, vangt het gemopper van je partner op en belt tussendoor ook nog even je moeder om haar gerust te stellen. Je doet het allemaal en meestal met een glimlach. Maar ergens wringt het. Want diep vanbinnen weet je: ik heb geen ruimte meer voor mezelf.
Herken je dat? Dat je wéér ja zegt, terwijl je eigenlijk nee bedoelt? Dat je bang bent voor gedoe, voor teleurstelling, voor afwijzing? Je wilt het liefst harmonie, geen ruzie. Je wilt niemand tot last zijn. Dus schuif je je eigen grenzen op, nog een stukje verder.
En toch… degene die je het meest afwijst, ben je zelf.
Waar komt dit vandaan?
Als ik eerlijk ben, herken ik het patroon. Ik zag het bij mijn moeder, ik deed het zelf. Altijd zorgen, altijd regelen, altijd beschikbaar zijn. Het brave meisje. De sterke vrouw. De stille kracht. Het zijn rollen die we vaak al jong leren. Misschien kreeg je vroeger waardering als je je aanpaste. Misschien werd er niet gevraagd naar wat jij wilde, maar naar wat nodig was. Je leerde: als ik voor anderen zorg, ben ik veilig. Dan hoor ik erbij.
Langzaam maar zeker raak je gewend om je eigen behoeften te parkeren. Je voelt haarfijn aan wat de ander nodig heeft, maar je eigen verlangens? Die verdwijnen naar de achtergrond. Je wordt een kei in pleasen, in aanpassen, in het vermijden van conflict. Want stel je voor dat iemand je niet aardig vindt. Of boos wordt. Of je afwijst.
Wat kost het je nu?
Op korte termijn lijkt het makkelijker. Je houdt de sfeer goed. Je voorkomt gedoe. Maar op de lange termijn betaal je een hoge prijs. Je raakt jezelf kwijt. Je voelt onrust, frustratie, soms zelfs boosheid – maar vooral richting jezelf. Je energie lekt weg. Je hoofd zit vol, je lijf wordt moe. Je merkt dat je steeds minder plezier hebt in de dingen die je doet. Je voelt je niet gezien, niet gehoord, niet echt verbonden. Zelfs niet met jezelf.
En misschien is dat wel de pijnlijkste afwijzing: die van jezelf.
Hoe kun je leren je grenzen aan te geven?
Het goede nieuws: grenzen aangeven kun je leren. Het begint met kleine stappen. Je hoeft niet ineens alles anders te doen. Maar elke keer dat je een beetje meer kiest voor jezelf, zet je een stap richting rust, kracht en zelfleiderschap.
Dit zijn vijf eerste dingen die je kunt doen:
1. Sta stil bij wat je voelt
Neem elke dag een paar minuten om in te checken bij jezelf. Wat voel je? Waar heb je behoefte aan? Vaak zijn we zo gewend om te rennen, dat we niet eens meer weten wat we zelf willen. Schrijf het op. Maak het concreet.
2. Oefen met kleine ‘nee’s’
Je hoeft niet meteen overal een streep door te zetten. Begin klein. Zeg eens nee tegen een verzoek dat niet dringend is. Of stel een taak uit die niet per se nu hoeft. Voel hoe dat is. Het mag onwennig zijn.
3. Herken je automatische 'ja'
Let op wanneer je automatisch ja zegt. Wat gebeurt er op zo’n moment? Ben je bang voor afwijzing? Wil je de ander niet teleurstellen? Door dit bewust te zien, ontstaat er ruimte om te kiezen.
4. Geef jezelf toestemming
Je mag kiezen voor jezelf. Ook als dat betekent dat een ander even moet schakelen. Je hoeft niet altijd de harmonie te bewaren. Je bent niet verantwoordelijk voor het geluk van iedereen om je heen.
5. Vier elke stap
Elke keer dat je een grens aangeeft, hoe klein ook, sta erbij stil. Wees trots op jezelf. Het is geen zwakte, maar juist kracht om jezelf serieus te nemen.
Grenzen aangeven is geen egoïsme. Het is een daad van zelfliefde. Je zegt niet alleen nee tegen de ander, maar vooral ja tegen jezelf. En weet: je hoeft het niet alleen te doen. Het is een proces. Soms gaat het met vallen en opstaan. Maar elke stap telt.
Welke kleine grens wil jij vandaag aangeven? En wat heb je daarvoor nodig?
Je bent het waard om jezelf niet langer af te wijzen. Je mag thuis komen bij jezelf. Dat is waar echte groei begint.